Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [9]Neig mijn hart niet tot een kwade zaak, om enigen [10]handel [11]in goddeloosheid te handelen, [12]met mannen, die ongerechtigheid werken; en [13]dat ik niet ete van hun lekkernijen. 9. Te weten, door den satan, of mijn eigen verdorven natuur. Want eigenlijk te spreken verzoekt God niemand ten kwade; Jak.1;13,14; 1 Kor.7:5; maar wel de satan; 1 Kron.21:1; verg. met 2 Sam.24:1. Alzo ook Matth.6:13. 10. Of, stukken, daden, vonden, praktijken, verzinselen, gelijk Deut.22:14,17. 11. Of, goddelooslijk. 12. Dat is, met de hooggeachte lieden. 13. Dat is, dat ik mij niet late verlokken of verleiden door de wellusten en goede dagen, die zij genieten, om die mede te mogen deelachtig worden.